Bezielde materie

Het werken met keramiek is een nieuwe ontwikkeling binnen het al rijke oeuvre van Marc Mulders dat zich uitstrekt over een periode van ruim 40 jaar. Evenals in zijn andere werk, zou zijn keramiek ook kunnen worden opgevat als een spirituele zoektocht naar diepere betekenissen. Desalniettemin markeert het ook een duidelijke nieuwe artistieke ontwikkeling. 

Niet alleen de zoektocht naar ruimtelijkheid is nieuw voor zijn werk en werkwijze – alhoewel zijn glas-in-loodramen beschouwd kunnen worden als orkestratie van licht en kleur in de ruimte – het vereist ook een totaal andere benadering; het boetseren, proportioneren en vervolgens het mengen van glazuren vergen totaal andere vaardigheden. Tenslotte zou het werken in keramiek kunnen worden opgevat als een diepere zoektocht naar de bezielde kracht van de elementen: aarde, water, vuur en lucht. Deze vormen niet alleen de fysieke basis van het medium keramiek, maar zorgen ook voor een verdiepende spirituele laag in Mulders’ werk en werkwijze. Hij benadert klei namelijk niet als neutrale materie, maar als een drager van transformatie — een plek waar het aardse en het goddelijke elkaar raken.

Vier elementen

Een historische weerklank van deze benadering is te vinden in het werk van de 16e-eeuwse Franse ceramist Bernard Palissy (1510-1590). Hij beschouwde keramiek als een middel om de scheppende processen van de natuur te doorgronden. Men geloofde destijds dat leven spontaan kon ontstaan uit modderpoelen, rottend vlees en andere viezigheid. Palissy experimenteerde met glazuren en afgietsels van dieren en planten om zo het mysterieuze spontane genereren van levensvormen uit de krochten van de aarde zichtbaar en tastbaar te maken. 

Voor Palissy was rotting geen eindpunt, maar markeerde het ook een begin van nieuw leven. Hij beschouwde het als een cyclisch proces waarin de elementen samenwerkten om vorm te geven aan het bestaan en het ontstaan van nieuw leven. Keramiek was voor hem het ideale medium om dit proces te doorgronden en te vatten. Door de toepassing van de vier elementen in het maakproces (aarde en water (natte klei), lucht en vuur (droogprocessen en het afbakken in de oven)) was het volgens Palissy mogelijk om deze mystieke processen zo dicht mogelijk te benaderen; keramiek als drager van existentiële krachten.  

Mulders’ keramiek kent een vergelijkbare diepere betekenis. Zijn werken zouden kunnen worden gezien als rituele objecten waarin materie en spirituele mystiek elkaar raken. Het is een oefening in aandacht en bezieling, waarin de elementen niet alleen vorm krijgen, de scheppende kracht zijn achter zijn werk, maar ook diepere betekenissen dragen.

Daarnaast heeft de benadering van Palissy ook duidelijke raakvlakken met de bredere thematiek in Mulders’ werk waarin de elementen en de seizoenen – de cyclus van groei, bloei en verval – een belangrijke rol spelen. Zijn atelier op landgoed Baest, nabij Oirschot, is omringd door wilde bloemenvelden die ingebed zijn in een lommerrijke omgeving. Het vormt de directe inspiratiebron voor zijn werk. In de lente en zomer schildert hij met de geur van bloemen in zijn hoofd, in de herfst en winter met het verlangen naar nieuw leven; cycli die direct vertaald worden naar zijn keramiek; de vlotte toetsen in het keramiek suggereren een voortdurende beweging. 

Dragers van licht

Het meest fysieke en indringende werk uit zijn keramiekserie is de monumentale geslachte os, een sculptuur van klei waarin Mulders zijn vroegere schilderpraktijk — het naschilderen van dode dieren — letterlijk vormgeeft. Bij Cor Unum boetseerde hij een karkas, voorzien van openingen waarin glas-in-loodfragmenten zijn geplaatst. Dit werk verenigt het aardse en het spirituele: het lichaam, getekend door de dood, wordt drager van licht. 

Mulders’ keuze voor het motief van de geslachte os is diepgeworteld in de kunstgeschiedenis. Zo grijpt het terug op Rembrandt van Rijn (1606-1669), wiens schilderij De geslachte os (ca. 1655) een rauwe doch eerlijke blik werpt op het dode dier als symbool van vergankelijkheid. Rembrandt toont het karkas niet als afschrikwekkend, maar als een monument van het leven dat geweest is — een spirituele confrontatie met de eindigheid. Waar Mulders in zijn beginjaren al gefascineerd was door deze metafoor, transformeert hij nu dit beeld naar een ruimtelijke vorm, waarin het lichaam niet alleen zichtbaar is, maar ook letterlijk opengebroken wordt om licht door te laten.

Ook de Franse expressionist Chaim Soutine (1893-1943) is een belangrijke inspiratiebron voor Mulders’ vroege werk. Zijn serie van geslachte ossen, geschilderd in de jaren 1920, is doordrenkt van kleur, beweging en emotie. Soutine’s ossen lijken te pulseren van leven. De verf is dik, de vormen zijn verwrongen, en het dode vlees lijkt bijna te gloeien. Mulders deelt met Soutine de fascinatie voor het lichaam als expressief medium — als plek waar de schoonheid van het vergankelijke en spiritualiteit samenkomen. Waar Soutine met verf boetseerde, doet Mulders dat nu met klei: het vlees, de pezen en de ribben worden tastbaar, plastisch, en uiteindelijk doorstraald door het licht van gebrandschilderd glas en de dikke doorschijnende lagen glazuur.

Het licht dat door de geslachte os valt, vormt een directe lijn naar Mulders’ glas-in-loodramen die hij maakte voor diverse kerken. Het licht staat hier symbool voor hoop en transformatie – het licht dat de duisternis verdrijft. In de schilderijen die hij op Landgoed Baest maakt speelt licht ook een vergelijkbare rol: de blaadjes van de bloemen op de akkers die zijn atelier omringen lichten op tegen de schaduw van de bosrand. Als het gebrandschilderde glas in een roosvenster zijn zij voor Mulders als een vergankelijke verwijzing naar de transformatie van het aardse naar het hemelse. 

Leven, dood en wedergeboorte 

Zoals gezegd neemt de levenscyclus een belangrijke plek in in het werk van Mulders dat ontstaat in harmonie met de natuur. Een van de meest symbolische werken uit zijn oeuvre is de Ouroboros — een slang die in zijn eigen staart bijt en een van de oudste mythische symbolen ter wereld. De Ouroboros verbeeldt de eeuwige cyclus van leven, dood en wedergeboorte – een cyclus die ook diep verankerd zit in het Christendom. 

Mulders maakte recentelijk een grote serie aquarellen rondom dit thema. Hierin fungeert Ouroboros als visueel en spiritueel ankerpunt voor zijn denken over vergankelijkheid en transformatie. In zijn keramische werk wordt dit symbool nu driedimensionaal en tastbaar. De slang voedt en verslindt zichzelf, en vormt zo een gesloten systeem — een beeld van de natuur, van het universum en van de menselijke ziel. Door het gebruik van klei en glazuur krijgt dit filosofische concept een aardse gestalte. De spiegel die ingeklemd zit in het slangenlijf maakt de beschouwer deelgenoot van deze kringloop.

In de keramieken Ouroboros komt deze cyclus letterlijk tot leven. Het werk is niet alleen een symbool van eeuwigheid, maar ook van hoop: het leven dat altijd doorgaat en zich vernieuwt. Door het spiegelende oppervlak en de open vorm nodigt het uit tot contemplatie — een rustpunt, een moment van bezinning en reflectie in de hedendaagse wereld die vaak te snel beweegt.

Lijden en verlossing

Naast de os en de Ouroboros maakte Mulders een serie crucifixen in keramiek. Deze werken grijpen terug op christelijke iconografie, maar worden in zijn handen juist ruw, aards en tastbaar. De kruisen zijn dus niet glad of verheven, maar dragen de zichtbare sporen van het maakproces – ze zijn imperfect; menselijk. Het lijden van Christus wordt niet afgebeeld als een verheven en sereen proces, maar door Mulders juist voelbaar gemaakt. 

In deze crucifixen klinkt ook een echo door van Joseph Beuys (1921-1986), de Duitse kunstenaar die in de jaren ’60 en ’70 het begrip ‘kunst’ radicaal herdefinieerde. Mulders verwijst naar Beuys’ Sonnenkreuz, waarin het kruis niet alleen een religieus symbool is, maar ook een teken van hoop en transformatie. Beuys gebruikte materialen als vet en vilt — organisch, vergankelijk, en geladen met betekenis — om de tegenstelling tussen lijden en kosmisch licht te verbeelden. Mulders sluit hierop aan door zijn keramische kruisen te voorzien van een soortgelijke spanning: het aardse van de klei tegenover het doorschijnende licht dat via het glazuur binnenkomt. Het kruis wordt zo een plek van transitie, waar het stoffelijke en het spirituele elkaar raken.

Een andere gelijkenis is te vinden in het keramische werk van de Italiaanse kunstenaar Lucio Fontana (1899-1968). Zijn crucifixen uit de jaren veertig zijn een expressieve benadering van het lijden van Christus, waarin de plastische eigenschappen van het materiaal worden gebruikt om zijn lichaam te laten desintegreren in vorm en kleur. In deze werken vervagen de grenzen tussen lichaam en kruis, tussen stoffelijkheid en licht. Fontana’s Christusfiguren lijken te zweven tussen tastbare materie en etherische reflectie. Hiermee visualiseert hij het transcendente: een (visuele) metafoor voor transfiguratie en de dualiteit van Christus als mens én als zoon van God. Mulders’ crucifixen raken aan deze gedachte door het kruis niet als een statisch symbool weer te geven, maar juist als een plastisch en levend lichaam: getekend, doorstraald en open voor meerdere interpretaties. 

Hogere werkelijkheid

Als schepper van een nieuwe werkelijkheid waarin het aardse en sacrale op een geheel eigen wijze aan elkaar verbonden worden zijn, zoals gezegd, structuur en ordening cruciaal. De natuur is voor Mulders naast onuitputtelijke inspiratiebron een belangrijk ordenend principe. Daarnaast speelt het geloof en de wijze waarop kunstenaars door de eeuwen heen op uiteenlopende manieren hebben geprobeerd uiting te geven aan een verbinding met het hier en nu en een hogere werkelijkheid een belangrijke rol in zijn werk. Ordening is cruciaal om de beschouwer actief deelgenoot te maken van deze zoektocht. 

Voor Mulders vormt de kerk als gebouw voor hem een onuitputtelijke bron van inspiratie, niet op de laatste plaats omdat hij verschillende opdrachten voor de kerk heeft uitgevoerd. De kerk is voor hem niet alleen een plek van spirituele beleving – een plek waar het aardse en het hemelse elkaar raken – maar ook als misschien wel het meest complete ordenende principe uit de westerse kunstgeschiedenis; een Gesamtkunstwerk, waarin uiteenlopende kunstuitingen op hun manier bijdragen aan het grotere geheel. De kerk als mediator tussen hemel en aarde past Mulders op verschillende manieren toe in zijn beeldtaal. 

In de architectuur en iconografie van Romaanse kerken, zoals de beroemde kathedraal van Autun (circa 1120-1146), vindt Mulders een diepgewortelde symboliek. De strenge ordening van ruimte, het spaarzame licht dat van grote hoogte door de kleine ramen de ruimte binnenvalt en de reliëfs met voorstellingen uit de Bijbel; een zoektocht naar het transcendente. Het schaarse licht en de heldere beeldtaal van de architectuur en de beeldelementen, werken contemplatief.

In tegenstelling tot de verstilde, ritmische en ingetogen sfeer die een Romaanse kerk oproept, bruist Mulders’ werk ook van het leven. De krachtige aanzet, kolkende vormen en een vlotte toets die zo kenmerkend zijn in zijn pasteuze schilderijen vertaalt hij nu naar een nieuw medium: keramiek. Het is een krachtige verwijzing naar een wereld die voortdurend in beweging is. Maar schijn bedriegt. Waar een gebedshuis in een drukke stad fungeert als een spiritueel ankerpunt, zo zijn rustpunten ook heel belangrijk in Mulders’ werk. Sterker nog, zij zijn bepalend voor het spanningsveld in de uiteindelijke compositie. Chaos en verstilling, licht en donker, rust en beweging zijn staan continu met elkaar in verbinding. 

Waar alle beeldelementen in een kerk onderdeel zijn van een groter verhaal, zo is in ieder werk dat Mulders maakt eenzelfde, hetzij meer intuïtieve, ordening te bemerken. Zijn werk kan worden gezien als een weergave van een persoonlijke zoektocht, waarin glas, verf en klei dragers worden van een hogere werkelijkheid.    

Drie-eenheid

Hoewel de Ouroboros, de crucifixen en de geslachte os op het eerste gezicht afzonderlijke thematische lijnen volgen, zijn zij in hun essentie innig met elkaar verbonden en diep verankerd in de (kunst)geschiedenis. In elk werk onderzoekt Mulders op geheel eigen wijze de spanning tussen materie, vorm en betekenis. Hiermee creëert hij een spanningsveld tussen het aardse en het transcendente, het tijdelijke en het eeuwige.

Waar de Ouroboros verwijzen naar de eeuwige cyclus van het leven, geldt dit ook voor Mulders’ crucifixen. Zij zijn een toonbeeld van het lijden en de verlossing; het sterven en de wederopstanding van Christus. De geslachte os symboliseert het lichaam als plaats van transformatie – de overgang van het leven naar de dood. Waar Christus werd geketend, gepijnigd en op brute wijze aan het kruis werd genageld ontwaren we in het beeld van de geslachte os eenzelfde gevoel van lijden en volledige overgave – kwetsbaar en weerloos, evenals het broze materiaal waarin het is vervaardigd. 

De Ouroboros, crucifixen en de geslachte os vormen samen een krachtige drie-eenheid waarin Mulders’ fascinatie voor licht, vergankelijkheid en spiritualiteit samenkomt. Wanneer de pasteuze klei wordt voorzien van dikke lagen glazuur, ontstaat een levendige beeldtaal — levendig én bezield — waarin het aardse en het mystieke elkaar raken. Door te kijken en te voelen ontstaat langzaam een dieper begrip van de betekenissen die achter de objecten schuilgaan; een ongrijpbare, nieuwe wereld van het mystieke en transcendente openbaart zich geleidelijk aan de beschouwer.

Het werken met keramiek betekent voor Mulders enerzijds een terugkeer naar zijn artistieke wortels, maar ook nieuwe stap binnen zijn oeuvre. Het is een verdere verkenning van wat kunst vermag in een wereld die als nooit tevoren hunkert naar betekenis en zingeving.